W.C.M. de Jonge van Ellemeet werd in 1811 geboren in Den Haag, als het enige kind van Marinus de Jonge, raad te Zierikzee en baljuw van St. Maartensdijk, en Maria Wilhelmina Susanna van Outhoorn. Reeds op 13-jarige leeftijd had hij beide ouders verloren en werd hij door zijn oom en tante geplaatst op de kostschool Noortheij te Voorschoten. In 1829 schreef hij zich in voor de studie rechten aan de Universiteit Utrecht. Daar leidde hij aan de Voorstraat een luxueus leven. Op 28 september 1839 promoveerde hij en trouwde kort daarna te Middelburg met zijn nicht Wilhelmine Cecilia Petronella de Jonge. Ze gingen wonen op het landgoed Overduin in Zeeland, waar De Jonge van Ellemeet een huis had laten bouwen. Een van de zalen van dat huis werd ingericht als bibliotheek.

De Jonge van Ellemeet kocht de eerste stukken voor zijn Cats-verzameling in 1837 op de veiling van T.B. Groebe in Amsterdam. Zijn collectie groeide snel dankzij leveranciers en informanten als J.L. Beijers en A.J. Bakhuizen. Tot aan zijn dood in 1888 bleef hij stukken aankopen. Tweemaal werd de collectie door De Jonge van Ellemeet uitgebreid gecatalogiseerd. De eerste catalogus verscheen in 1870 bij Beijers in Utrecht. In De Navorscher van februari 1872 werd nog een lijst van nieuwe aanwinsten gepresenteerd en in 1873 verscheen een uittreksel van de eerste catalogus in De Vlaamsche School. De tweede catalogus verscheen in 1887 bij Martinus Nijhoff in Den Haag.

De Jonge van Ellemeet was zijn gehele leven actief in de regionale en nationale politiek. Zo was hij burgemeester van Oostkapelle, lid van de Gedeputeerde Staten van Zeeland en lid van de Eerste Kamer. Op 1 juli 1888 overleed hij op zijn landgoed Overduin.