Op 1 september 1887 richtte in Amsterdam een groep notabele heren, die in hun vrije tijd fotograaf en verzamelaar waren, de Amateur Fotografen Vereeniging op. Onder hen bevonden zich onder meer kooplieden, fabrikanten, makelaars en ambtenaren in hoge rangen. Lid van het eerste uur en vanaf 1895 voorzitter was Ignatius Bispinck; tot zijn dood in 1924 zou hij het boegbeeld van de Nederlandse amateurfotografie zijn.

In 1908 was de vereniging de initiatiefnemer van de eerste grote fotografietentoonstelling in een vooraanstaand Nederlands kunstmuseum: de Internationale Tentoonstelling van Fotografische Kunst in het Stedelijk Museum Amsterdam. Op 2 maart 1910 nam deze club, die zich vanaf toen de Nederlandse Amateur Fotografen Vereeniging noemde, als eerste in Nederland het initiatief tot het aanleggen van een museale fotocollectie die de grondslag moest vormen voor een fotografisch museum. De collectie foto’s en fotografica werd uitgebouwd door middel van schenkingen. Bispinck beoogde museumruimte in het onderkomen van de vereniging aan de Amsterdamse Reguliersdwarsstraat en schonk daartoe een fraaie ‘museumkast’ om de collectie in te bewaren. De museumcollectie was vrij toegankelijk voor leden van de NAFV, maar is nooit buiten het verenigingsgebouw tentoongesteld. In het jaarverslag over 1920-1921 werd de collectie voor het laatst vermeld door de vereniging zelf, afgezien van berichtgeving over tentoonstellingen en dergelijke in de jaren daarna.